Deze hoed is groot.
Deze voet is groot.
Het is een gouden kip.
Het is een gouden tip.
Morgen vaart de boot.
Corry vaart de boot.
Mijn bus komt om zeven uur.
Mijn bus komt om negen uur.
Daar loopt een muis.
Claar loopt in huis.
Ik breng Eva naar huis.
Ik breng je even naar huis.
Ik betaal met Visa.
Ik betaal een fietsje.
Neem je deze meneer mee?
Neem je deze paneermeel?
Piet gaat nog één keer gooien.
Piet gaat nog 'n keer hooien.
Dat is 'n makke geit.
Dat is makkelijk.